Hefdeuren
Een sluis met hefdeuren herkennen we heel makkelijk door zijn opvallende hoge heftorens. De hefdeur is een verticaal beweegbare sluisdeur die omhoog wordt getrokken bij iedere schutbeweging. Aan weerszijden van het sluishoofd zijn verticale geleiderails bevestigd op de heftorens. Deze zorgen samen met de geleidingswielen op de deur voor een soepele op- en neerwaartse beweging. Het bewegingswerk van de hefdeur bevindt zich bovenin de traverse die beide heftorens met elkaar verbindt. De waterafdichting wordt verzorgd door een correcte aansluiting van de onderhar bovenop de drempel en van de verticale harren in de nissen aan beide zijden van de drempel. Bij dubbel kerende deuren bevinden deze harren zich aan beide zijden van de sluisdeur. Een nauwkeurige positiebepaling is dan ook nodig van de diverse onderdelen van het sluishoofd en de sluisdeuren. Bij het sluishoofd zijn dit de drempel, de verticale aanslagen, de geleidingsrails, het bewegingswerk en de eventuele geleidingen van het ballastblok. Bij de sluisdeuren zijn dit de onderhar, de verticale harren, de geleidingswielen en de aangrijpingspunten van het bewegingswerk.
Roldeuren
Hét herkenningspunt voor een sluis met roldeuren is de aanwezigheid van deurkamers naast de sluiskolk. In deze deurkamer verdwijnt de roldeur in geopende stand. Het bewegingswerk bevindt zich voornamelijk in de bewegingskelder op het uiteinde van de deurkamer. De waterafdichting bij roldeuren is vergelijkbaar met deze bij de hefdeuren. Enkel onderaan wordt deze gewaarborgd door een opstaande drempel. Het principe van dubbel keren is ook bij dit type sluisdeuren veelvoorkomend. Een nauwkeurige positiebepaling is ook hier nodig van de diverse onderdelen van het sluishoofd en de sluisdeuren. Bij het sluishoofd zijn dit de drempel, de verticale aanslagen, de onderlooprails en de eventueel aanwezige bovenlooprails, het bewegingswerk en de bijhorende geleidingen. Bij de sluisdeuren zijn dit de onderharren, de verticale harren, de onderloopwielen en eventuele bovenloopwielen en de aangrijpingspunten van het bewegingswerk.
Puntdeuren
Sluizen met puntdeuren herkennen we aan de fysiek opendraaiende sluisdeuren welke in gesloten stand onder een hoek van één op drie in de sluiskolk staan. De scharnierzijde van sluisdeuren bevindt zich in de kolkwand, zodat bij geopende stand de deur verdwijnt in de deurkas. De draaiingsas van dit type deuren is samengesteld uit een onderdraaipunt, taats genoemd, en een bovendraaipunt, halsbeugel genoemd.
Hierbij onderscheiden we nog twee types, puntdeuren met vast draaipunt en vrij draaipunt. De waterafdichting bij puntdeuren wordt verzorgd door het zogenoemd “waterdicht kozijn”, samengesteld door drempel, zijaanslagen en vooraanslagen. Bovendien is de krachtafdracht van puntdeuren een heel belangrijk item. Bij vaste draaipunten zijn dit de taats en de halspen, bij vrije draaipunten zijn dit de achteraanslagen.
Een nauwkeurige positiebepaling nodig van de diverse onderdelen van het sluishoofd en de sluisdeuren is, nog meer dan beide de hefdeuren en de roldeuren, nodig om een correct functionerend sluishoofd te bekomen. Bij het sluishoofd zijn dit de drempel, de exacte positie van de punt van de drempel, de achter- en zijaanslagen, de taats en de halsbeugel, en in mindere mate het bewegingswerk. Bij de sluisdeuren zijn dit de onder-, zij- en achterharren in relatie tot de draaiingsas gevormd door hart taatskom en hart halspen.