Men gebruikt verschillende methodieken om de stabiliteit en sterkte van een stabiliteitsscherm en het grondlichaam te controleren. Op hoofdlijnen zijn vier methodieken te onderscheiden:
Forbidden line
In een D-Geo Stability berekening wordt de positie van het stabiliteitsscherm vastgesteld door een forbidden line te modelleren en de glijvlakken boven- en onderlangs te controleren. In D-Sheet Piling wordt vervolgens het stabiliteitsscherm ontworpen.
Stabiliteitstekort als lijnlast op stabiliteitsscherm
Deze aanpak komt grotendeels overeen met methode Forbidden line. Aanvullend hierop worden horizontale lijnlasten toegevoegd in de D-Sheet Piling berekening waarmee het stabiliteitstekort uit de initiële situatie wordt uitgedrukt. Hierbij zijn de horizontale lijnlasten vermenigvuldigd met de arm opgeteld gelijk aan het overschot aan aandrijvend moment. Deze methode beoogt de interactie tussen de stabiliteit van het talud en de belasting op het scherm te modelleren, waar methode 1 deze interactie verwaarloost.
Ontwerprichtlijn Stabiliteitsschermen in Primaire Waterkeringen (OSPW)
Deze richtlijn uit 2013 gaat uit van berekeningen met Eindige Elementen Methode (EEM). De richtlijn is specifiek geschreven voor één dijkversterkingsproject, maar kan worden vertaald naar andere situaties, waaronder regionale waterkeringen. Een EEM model heeft als voordeel dat de taludstabiliteit inclusief stabiliteitsscherm en de sterkte van het stabiliteitsscherm gecontroleerd kunnen worden met hetzelfde model.
POVM Publicatie Langsconstructies (PPL)
Deze richtlijn uit 2020 vervangt voor primaire waterkeringen de OSPW. Het belangrijkste verschil met de OSPW is dat in de rekenfasering wordt uitgegaan van ongedraineerd grondgedrag (Shansep grondmodel). Daarnaast is op basis van ervaringen met de OSPW in de PPL een aantal aanpassingen doorgevoerd in de aanpak. Voor regionale waterkeringen kan de PPL toegepast worden, maar moet in de rekenfasering niet overgestapt worden op ongedraineerd grondgedrag. Dit sluit immers niet aan bij de vigerende normen en richtlijnen voor regionale waterkeringen.
Aanvullend op deze methodieken onderzochten het Hoogheemraadschap en Iv-Infra of de methode bewezen sterkte direct meegenomen kon worden in de nieuwe richtlijn. Het idee achter de (aangepaste) methode voor bewezen sterkte is dat de versterking van de waterkering minimaal een vergroting van de weerstand dient op te leveren die gelijk is aan het verschil tussen de dagelijkse en maatgevende belasting. In de huidige situatie worden in veel gevallen onder dagelijkse omstandigheden relatief lage stabiliteitsfactoren berekend, terwijl de waterkering buiten stabiel is en er geen schades worden aangetroffen. De toepassing van deze methode is in de praktijk niet altijd evident omdat een beheerdersoordeel over de staat van de waterkering subjectief is. Het is beter om meerjarige metingen van geometrische kenmerken te benutten, en te beschouwen of er enkel autonome degradatie is en geen overmatige degradatie. Alleen indien er voldoende zekerheid is over een dagelijkse stabiele situatie kan de bewezen sterkte methode toegepast worden.