De brug steunt op twee betonnen pijlers in het dok. Oorspronkelijk was het idee van de architect om de aandrijving en de elektrotechnische installatie onderin de hameitorens onder te brengen. Maar die ruimtes bleken bij nadere uitwerking te klein om al die onderdelen te kunnen plaatsen op zodanige wijze dat wordt voldaan aan de hedendaagse eisen voor veiligheid en onderhoudbaarheid van een beweegbare brug. Het vergroten van de heupen van de hameitorens zou het beeld van de brug teveel aantasten. Een andere oplossing hiervoor is om een kelder te maken onder de brug. De onderdoorvaarthoogte was in het architectonisch ontwerp 2m, precies volgens de eisen van het waterschap en de beheerder. Hierdoor was er echter geen ruimte voor een kelder met stahoogte in de pijler waarop de hameitorens staan. Tenzij een constructie gebouwd zou worden met de vloer verder onder het waterniveau. Dit werkt echter behoorlijk kostenverhogend, omdat hiervoor bouwkuipen noodzakelijk zijn. Plaatselijk is het dok circa 7m diep. Aangezien het budget beperkt was, is besloten de onderdoorvaarthoogte 0,6m groter te maken. Zo wordt de helling van beide aanbrugdekken niet te steil en blijft het ontwerp zo dicht mogelijk bij de vormgeving van de architect. Hierdoor is er precies genoeg ruimte ontstaan voor een kelder met stahoogte. Deze ruimte kan benut worden om de elektrotechnische installatie te plaatsen. Ook is er ruimte voor het hydraulisch aggregaat. Tegelijk wordt verzorgd dat de kelder, zonder gebruik te moeten maken van een bouwkuip, op de waterlijn gebouwd kan worden.